Als kind al zat het ondernemen in mijn bloed. Maar ik had wel een duwtje in mijn rug nodig om mijn angsten te overwinnen.

Toen ik een jaar of 7 was, kreeg ik van mijn moeder een zilveren ‘tover’druppel aan een ketting. Om opnieuw te leren fietsen. Als ik die om had kon ik alles. Dus ook fietsen. Daar voor was ik eens zo hard tegen de muur opgefietst dat ik niet meer durfde te fietsen. Met die toverdruppel lukte het weer en ging het heel erg goed. Bij mijn broer hielp de druppel ook, hij kon niet touwtje springen en zelfs dat lukte met toverdruppel!

druppel  druppel

Een tijdje later wilde ik die druppel ook wel eens gebruiken om met mijn benen aan het rekstok te hangen (zo’n 2 meter boven de grond) maar dan met losse armen. Dat durfde ik niet en mijn klasgenootjes wel. Want ja, met die toverdruppel kan je alles! Dat vond mijn moeder toch een beetje gevaarlijk en vertelde dat het geen echte toverdruppel was. Op dat moment vond ik het zo jammer dat de druppel geen echte toverkrachten had…

Met de druppel om mijn hals had ik genoeg zelfvertrouwen, net wat ik nodig had; dat duwtje in mijn rug, om goed te kunnen fietsen.

Later heb ik nog wel eens de druppel gebruikt bij situaties om meer zelfvertrouwen te krijgen. Bijvoorbeeld bij een sollicitatiegesprek of om een moeilijk tentamen te maken. Die zilveren druppel blijft voor mij het symbool voor meer zelfvertrouwen en actie ondernemen, al heb ik daar de ‘tover’druppel eigenlijk niet meer voor nodig.